Het is een term die je sedert enkele jaren veelvuldig tegenkomt: duurzaamheid. Het dringt zich op als een hoger doel. Alles moet duurzamer. Dat merken we ook in de natuurvoedingswinkel van Nieuw Mos, bijvoorbeeld in gesprek met klanten over het assortiment of over verpakkingen, of in het warenhuis over sustainable fashion versus tweedehands. Hoog tijd om dit containerbegrip aan een nader onderzoek te onderwerpen. Hieronder kijk ik met behulp van voorbeelden van onze streekleveranciers naar duurzame natuurvoeding. In hoeverre kunnen we spreken over duurzaamheid in onze branche en op welke manier kunnen we daarnaar kijken?

Door Joren Jacobs
Interviews door Karin van de Wetering

Kopje koffie van Nieuw MOS Natuurvoeding

Joren Jacobs
Ondernemer bij Nieuw Mos

Ik heb iets tegen de term ‘duurzaamheid’. Talloze organisaties bezigen het tegenwoordig zonder dat duidelijk is waar het voor staat, vaak als loze belofte, vaak in een slogan, vaak aan de oppervlakte, maar ‘in het dna’ van de organisatie lijkt het te ontbreken; niet zelden blijkt het om winstbejag te gaan. En in in het dagelijks spraakgebruik en in de media: je kunt iets duurzaam of niet duurzaam noemen zonder te hoeven uitleggen wat je precies bedoelt, zo vanzelfsprekend is de term geworden. Dus hoewel de betekenis vaak in het ongewisse blijft, kun je er inmiddels ook niet meer omheen. Daarom een voorzichtige poging om vanuit de natuurvoeding inhoud aan het begrip duurzaamheid te geven.

Vitruvius

Toen ik twintig jaar geleden in Wageningen het college ‘Inleiding in de landschapsarchitectuur’ volgde, kwam er een eerste begrip van duurzaamheid. De Romeinse bouwmeester Vitruvius leerde ons dat architectuur drie eigenschappen diende te bezitten: firmitas, utilitas en venustas. De prof vertaalde dit als 1) duurzaamheid, 2) bruikbaarheid/ functionaliteit en 3) schoonheid. Duurzaamheid gaat bij Vitruvius over de stevigheid van de constructie en het materiaal, de mate waarin een architectonisch bouwwerk de tand des tijds kan doorstaan. Duurzaamheid gaat dus over de duur, een eigenschap in de tijd, en je zou zelfs het bruggetje kunnen maken naar de kosten: een duurzaam ontwerp is duur in de zin van relatief kostbaar. Hier is al direct een parallel met biologische voeding en landbouw. Biologische producten zijn duurder, maar het landbouwsysteem waaruit deze producten voortkomen put de draagkracht van bodem en milieu niet uit waardoor deze eeuwenlang kan blijven voortbestaan.

Holistisch

Het duur-aspect van voeding en voedselproductie neem ik mee in het vervolg van dit artikel, maar niet voor niets kwamen er bij Vitruvius ook ‘functionaliteit’ en ‘schoonheid’ bij kijken. Ik kom daar nog op terug, maar eerst wil ik het grotere gebaar van Vitruvius’ drie-eenheid beargumenteren, namelijk dat we niet naar duurzaamheid alléén moeten kijken. Een holistische versus een reductionistische kijk dus op het menselijk ingrijpen in de natuur, het bouwen van steden, het in cultuur brengen van woeste gronden, het scheppen van de menselijke omgeving. En het is die holistische benadering die ik steeds terugzie in de natuurvoeding. In de verhalen van onze streekleveranciers (zie kaders) lees je telkens weer hoe één enkele keuze wordt ingegeven vanuit het belang van het geheel.

Omdat ik moeilijk meer dan een eerste aanzet kan geven in het denken over duurzaamheid in natuurvoeding, wil ik onze streekleveranciers laten vertellen hoe zij kijken naar duurzaamheid in hun bedrijf. Het valt op dat zij vaak helemaal niet bezig zijn met de terminologie, maar dat de duurzaamheid hen juist wel ‘in het dna’ zit. Ze beginnen meteen te vertellen over alles dat ze doen dat in hun ogen past in een kloppend geheel. Dat kloppend geheel is het maken van producten, met behulp van menselijke, dierlijke en natuurlijke hulpmiddelen zodanig dat de verschillende factoren elkaar versterken. Iedere ondernemer blijkt veelal een zoektocht te volgen, een voortdurend onderzoek naar waar mens en dier het meest wel bij varen. En dit lijkt altijd samen te gaan met een gezond ecosysteem, een zo natuurlijk mogelijke omgeving die ook estethisch van waarde is.

Een voorlopige conclusie

Het huidige maatschappelijk discours heeft de neiging duurzaamheid te reduceren (reductionistische kijk!) tot CO2-uitstoot en/ of tot stikstof. Stuk voor stuk onderwerpen die het onderzoeken waard zijn, maar niet met oogkleppen op. Want dan is het zo makkelijk om te missen waar het werkelijk om draait, bijvoorbeeld bij Frank op 

Reductionisme: het tegenovergestelde van natuurvoeding
Conventionele (niet biologische) landbouw is gebaseerd op een reductionistische visie. Denk aan kunstmest, dat bestaat uit een beperkt aantal mineralen dat tot de productiviteit van gewassen leidt. De opbrengst is in eerste instantie hoog, maar het systeem is instabiel (niet duurzaam) want het put de draagkracht van bodem en milieu uit. Ook zijn er elders op de wereld milieugevolgen, omdat die mineralen gewonnen moeten worden. Op opbrengst gerichte (mono-) culturen zijn ook vaak magere habitats voor dieren en de schoonheid voor het oog van de mens, hoewel subjectief, is ver te zoeken.

tuinderij De Landouw, bij de stiertjes van Eyckensteijn of bij de zorgdragers en zorgvragers van (zorgboerderij) De Hondspol. De verbinding met dit soort bedrijven is waar onze ogen van open gaan. De relaties die we onderhouden met onze streekleveranciers bevestigen steeds weer die holistische kijk die binnen de natuurvoeding eigen is. Iedere individuele producent zal misschien een ander aspect belichten, maar duidelijk is dat alles in de bedrijfsvoering samenhangt en we voelen dat iedereen streeft naar ‘iets duurzaams’. Duurzame natuurvoeding is een tautologie. Duurzaamheid zit in het dna van de biologische en biodynamische producent.

Frank van den Berg van tuinbouwbedrijf De Landouw in De Glind

Verkoopt verse groenten bij Nieuw Mos

“Duurzaamheid is voor mij het bewust maken van mensen om met de seizoenen te eten. Dus niet dat we klakkeloos ons voedsel maar overal vandaan halen. Aardbeien eten met de Kerst of peulen in de herfst is eigenlijk heel gek. Het zou mooi zijn als mensen leren niet zomaar het assortiment van de supermarkt als leidend te beschouwen. Jaarrond een vers en ruim assortiment eten van Nederlandse bodem is niet mogelijk, maar we kunnen wel een heel eind komen, met name als we onze eisen hier en daar aanpassen. Wij hebben op ons bedrijf een grote onverwarmde kas staan om het groenteseizoen te kunnen verlengen. Het is dan toch verrassend wat in de winter en het vroege voorjaar mogelijk is.

“Wij leveren rechtstreeks aan consumentgroepen en winkeliers, met zo min mogelijk tussenhandel. Dit bespaart enorm aan transportkosten en levert een verser product op. We zoeken mensen bewust op en nodigen ze op ons land uit waar we ons verhaal kunnen vertellen. We hebben een kraam aan de weg staan waar we veel mensen spreken. We organiseren ieder jaar een open dag en nodigen voedselcollectieven uit om te komen kijken. Deze mensen hebben ook hun eigen netwerk en zo proberen we zoveel mogelijk mensen te bereiken.

“Ons stuk grond was zes jaar geleden nog een stuk grasland. Het is niet de makkelijkste grond voor tuinbouw, maar grond inzetten voor groenten is qua voedingswaarde efficiënter dan dat deze hectares gebruikt worden voor dierlijke producten. Zo doen wij een stap in de goede richting.”

Hanneke Reniers van zorgboerderij De Hondspol in Driebergen

Verkoopt biodynamische kaas en zuivel bij Nieuw Mos

“Wat wij onder duurzaamheid verstaan is: Wat doe je werkelijk? Hoe ga je om met jezelf en je medemens, de bodem, de dieren en de planten? Dat is een vergeten verhaal, lijkt het wel. Wij zijn volgend jaar al veertig jaar een biodynamisch bedrijf. Biodiversiteit staat bij ons voorop. We houden koeien, schapen, varkens en kippen. Voor de dieren gebruiken we geen gif, geen kunstmest en zo min mogelijk antibiotica. De koeien houden hun hoorns en leven gemiddeld zes jaar, drie keer langer dan gemiddeld. Op 1,5 ha grond verbouwen we diverse groenten en kruiden. We hebben veel hagen, bloemstroken, wilde kruiden, knotwilgen en poelen voor kikkers. De vele vogels en bijen die hier op af komen, zorgen van nature voor stikstofbinding. Door zo min mogelijk druk op het land uit te oefenen, zorgen we goed voor de aarde.

“Voor onze zuivelmakerij hebben we onze eigen warmtewinning. We vangen de warmte op die de koelingen genereren en gebruiken die voor het pasteuriseren van de melk. Wij vinden het maatschappelijke aspect van ons bedrijf ook heel duurzaam. Er wonen en werken hier elf mensen met een verstandelijke beperking of autisme. Daarnaast hebben we ook dagbesteding voor dertien mensen. Het is zo’n mooi beeld om deze mensen elke dag de koeien de wei in te zien brengen: een heel rustgevende klus voor zowel hen als de koeien. Ze steken de hele dag letterlijk de handen in de aarde. Dat balanceert een mens en is zo natuurlijk! Daar doen we het voor.”

Jacob Beeker van Boerderij Eyckenstein in Maartensdijk

Verkoopt vlees van grasgevoerde Jersey-stieren bij Nieuw Mos

“Duurzaamheid is een beetje een vies woord geworden. De term is gekaapt door commerciële bedrijven, die vaak maar op een heel klein element duurzaam zijn. Voor een consument is het moeilijk te beoordelen of een bedrijf echt duurzaam werkt of niet.

“Ik vind een agrarisch bedrijf duurzaam als het weinig grondstoffen hoeft aan te schaffen: mest, zaaigoed en voer. Ons bedrijf werkt zo circulair mogelijk, ik denk dat we nu voor 70 tot 80% zelfvoorzienend werken. Hierin zijn we een behoorlijke pionier in Nederland. We verbouwen zoveel mogelijk zelf de granen voor stro en krachtvoer en we zijn bezig dit aandeel nog verder uit te breiden. Het stro uit de stallen in combinatie met urine en mest levert prachtige potstalmest op om het bodemleven te voeden en daarmee ons gras, kruiden en granen. De granen bieden ruimte voor inheemse kruiden zoals korenbloem en klaproos, wat weer de perfecte voeding levert voor wilde insecten. We kiezen voor ondiepe grondbewerking zodat het zaad jaar op jaar beschikbaar is. De zadenmengsels die ik gebruik zijn tot zes keer duurder dan de gangbare mengsels, maar ik zie dat het op lange termijn werkt omdat ik veel minder vaak hoef in te zaaien.

“Ons bedrijf redt jonge stiertjes die voor de Jersey-melk worden gefokt van de shredder. Wat mensen vaak niet beseffen, is dat zuivel zonder vlees niet bestaat. Als je 1 liter Jersey-melk drinkt, wordt er hiervoor 18 gram Jersey-vlees geproduceerd. Op een 1 kilo kaas is dat zelfs 144 gram vlees. Dus voor zuivelconsumptie maak je óf stieren af, wat weinig duurzaam en ethisch is, óf je produceert vlees.

“Ons vlees duur? Het meeste vlees wordt op wel tien punten onnatuurlijk geproduceerd, ook biologisch vlees. De feitelijke rekening wordt niet betaald: milieuschade, transportkosten en belasting voor landen waar de grondstoffen worden gekocht. Ook heeft veel (bio-) vlees vaak een ongunstige vetzuursamenstelling doordat de voeding niet afgestemd is op het dier. De vraag is: willen wij hier verantwoordelijkheid voor nemen? Uiteindelijk bepaalt de consument met zijn portemonnee wat er gebeurt.”